Het vliegeren van een één lijner.

 

Zoek een vlieger plek waar de wind vrij spel heeft, een plek die vrij is van opstakels zo als bomen , huizen,hoogspaningskabels ,spoorwegen.en niet te dicht bij autowegen. Respecteer de wettelijke regels:  vliegerlijnen niet langer dan 125 m en niet hoger dan 100 m en niet binnen 3 kn van een vliegveld.

Bevestig de vliegerlijn aan de toming van de vlieger. Ga met je rug in de wind staan , houd de vliegerlijn dichtbij de toming vast. De staart ligt tegen de wind in over de grond. Zodra er wind is laat je de vliegerlijn door je hand glijden, al dan niet met een handschoen aan. let op het gedrag van de vlieger.

Gaat de vlieger zonder wild slingeren de lucht in dan is alles in orde. Vieren zolang de vlieger trekt , regelmatig laten vieren en zelfs af en toe iets in halen als de vlieger daalt.

Blijft hij ook in windvlagen achterover hangen zonder te stijgen, zet dan de toomring iets hoger. Stijgt hij bij matige wind vlot boven je hooft om zich daarna omlaag te laten trekken, zet dan de toomring iets lager. Een te hoog of te laag toompunt kan ook zijwaartse afwijkingen veroorzaken.

Zit de toomring goed maar de vlieger blijft slingeren of zelfs ronddraaien, maak dan de staart langer of effectiever. Een plastic stuntvliegerstaat is niet affectief, een franjestaat geeft wel een nuttig effect.

Is de vlieger alleen maar stabiel zo lang je viert, haal hem dan in door gelijktijdig toe te lopen en verbeter de staat. het kan ook zijn dat de wind te sterk is voor je vlieger. Wacht op minder wind.

Wil de vlieger alleen maar stijgen bij het achter uit lopen dan is de wind te zwak voor de vlieger.


Maak jouw eigen website met JouwWeb